Vanaf 2014 is er een nieuwe regeling bijgekomen: de regionale mestverwerkingsplicht. Deze  verplichting geldt alleen als er op uw bedrijf meer mest wordt geproduceerd dan u op uw grond mag uitrijden. In dat geval moet u een deel van de mest die op het bedrijf is geproduceerd laten verwerken. 

Het bedrijfsoverschot is de hoeveelheid mest (in fosfaat) die de dieren op uw bedrijf en natuurterrein naar verwachting zullen produceren in een kalenderjaar, vermindert u met de fosfaatgebruiksruimte voor landbouwgrond en de hoeveelheid fosfaat die u op uw natuurterrein mag uitrijden. U berekent de productie van mest op uw bedrijf op dezelfde manier als bij het stelsel van gebruiksnormen. Een deel van dit overschot moet u laten verwerken. Verwacht u een bedrijfsoverschot, dan moet u een deel (%) van de mest laten verwerken. Het percentage dat u moet laten verwerken, hangt af van de regio waarin uw bedrijf ligt en verschilt per jaar. De percentages worden jaarlijks vastgesteld. 

Hoe voldoet u aan de mestverwerkingsplicht? Dit doet u op 3 manieren:

  1. driepartijenovereenkomst mestverwerking
  2. vervangende verwerkingsovereenkomst
  3. vervoersbewijs dierlijke meststoffen (VDM) met opmerkingscode 61

In alle gevallen maakt u van tevoren afspraken met andere partijen zodat u aan de verwerkingsplicht kan voldoen op het moment dat het nodig is.

U kunt een vrijstelling voor de verplichte mestverwerking krijgen als u uw volledige bedrijfsoverschot afzet in de regio. 

Er zijn enkele belangrijke verschillen tussen regionale mestafzet en de voorwaarden voor boer-boertransport. Door deze verschillen kan het voorkomen dat er geen of maar een gedeeltelijke combinatie mogelijk is van boer-boertransport en regionale mestafzet in het kader van de mestverwerking.

Wilt u meer informatie over de regionale mestverwerkingsplicht neemt u dan contact op met Moneo Advies.