Prinsjesdag 2018

 

Verhoging maxima vrijwilligersregeling

De onbelaste vergoedingen/verstrekkingen aan vrijwilligers was maximaal € 150,- per maand en € 1.500,- per jaar Deze vergoedingen worden per 1 januari 2019 opgetrokken naar € 170,- per maand en € 1.700,- per jaar.

De gehanteerde maxima worden geacht ten hoogste de kosten te dekken die een vrijwilliger maakt om zijn vrijwilligerswerk te kunnen verrichten en niet een beloning om niet..

 

Verhogen verlaagde btw-tarief

Het lage btw-tarief wordt vanaf 1 januari 2019 verhoogd van 6 naar 9%. Er komt geen aanvullende wetgeving voor de overgangssituaties rondom de tariefswijziging. In de praktijk betekent dit dat ondernemers voor het vaststellen van het btw-tarief, kunnen aansluiten bij het reguliere moment van verschuldigdheid. De Belastingdienst zal daarom niet gaan naheffen op in 2018 betaalde prestaties die pas in 2019 gaan plaatsvinden.

 

Nieuwe kleineondernemersregeling (KOR)

In 2020 komt er een nieuwe kleineondernemersregeling (KOR) voor alle ondernemers. Deze mogelijkheid geldt voor alle ondernemingsvormen. De nieuwe KOR houdt in dat een ondernemer die een omzet heeft van maximaal € 20.000,- (excl. btw) per kalenderjaar kan kiezen voor vrijstelling van btw. Hij brengt dan geen btw in rekening aan zijn afnemers en kan de btw die andere ondernemers aan hem in rekening brengen niet in aftrek brengen.

 

Ontheffing aangifte

Ondernemers die voor toepassing van de nieuwe KOR kiezen, zijn als hoofdregel ontheven van het doen van btw-aangifte en de daarbij horende administratieve verplichtingen met betrekking tot de door hen verrichte goederenleveringen en diensten in Nederland. Dit geldt ook voor intracommunautaire leveringen die deze ondernemers vanuit Nederland verrichten.

 

Administratieve verplichtingen

Wel gelden er administratieve verplichtingen en kan de KOR-ondernemer btw verschuldigd zijn en btw-aangifte moeten doen als de heffing van btw naar hem is verlegd, bijvoorbeeld omdat de leverancier niet in Nederland is gevestigd.

 

Jaaraangifte

Met de afschaffing van de huidige KOR vervalt ook het huidige beleid van de Belastingdienst om onder voorwaarden het doen van jaaraangifte voor de btw toe te staan.

 

Herziening

Ondernemers die opteren voor de nieuwe KOR, kunnen bij het ingaan van die vrijstelling te maken krijgen met een herziening van de eerder in aftrek gebrachte voorbelasting met betrekking tot investeringsgoederen. De herzieningsregeling zal op dit punt worden aangevuld, zodat bij een sfeerovergang herziening achterwege blijft onder een grensbedrag van € 500,-.

 

Fiets van de zaak

Vanaf 2020 komt er een regeling voor de fiets van de zaak (van de baas). Er gaat dan een bijtelling voor privégebruik gelden van 7% over de consumenten(advies)prijs, ook als de fiets ter beschikking wordt gesteld voor (een deel van) het woon-werkverkeer. Er komt ook een soortgelijke regeling voor ondernemers (en resultaatgenieters) zelf!

 

Auto’s

Teruggaafregeling bpm

Vanaf 1 januari 2020 wordt de teruggaafregeling bpm voor personenauto’s die geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt voor openbaar of taxivervoer afgeschaft. De vrijstelling motorrijtuigenbelasting wordt niet afgeschaft.

 

Toeslag dieselauto’s

De invoering van een toeslag voor dieselauto’s met een fijnstofuitstoot van meer dan 5 milligram per kilometer wordt verschoven van 1 januari 2019 naar 1 januari 2020, mits de Belastingdienst tijdig zijn automatisering op orde heeft.

 

Automatische kentekenherkenning

De automatische nummerplaatherkenning (ANPR) krijgt een wettelijke beperking en mag alleen gebruikt worden voor toezicht op de motorrijtuigenbelasting. Met andere woorden: het lijkt erop dat de fiscus de ANPR niet kan inzetten om het privégebruik van de auto van de zaak te controleren. Om het privégebruik te controleren heeft de fiscus echter veel andere middelen, zoals de rittenregistratie, werkroosters, agenda’s, urenregistraties, garage- en servicenota’s door pech onderweg, etc.

 

Box 1

Voor de heffing van inkomstenbelasting (box 1) wordt vanaf 2019 geleidelijk een tweeschijvenstelsel geïntroduceerd. Dit zal vanaf 2021 zijn gerealiseerd. Dit moet de belastingheffing van verschillende typen huishoudens evenwichtiger maken.

 

Indeling

  • De eerste schijf heeft een basistarief en gaat gelden voor inkomens tot en met € 68.507,-
  • De tweede schijf kent een toptarief voor inkomens boven € 68.507,-. Deze grens waar het toptarief begint, wordt overigens tot 2025 bevroren.

 

Tarieven

  • Om te komen tot een basistarief in de eerste schijf worden de tweede en derde schijf worden stapsgewijs gelijkgetrokken met het nieuwe tarief van de eerste schijf. In 2021 is het gezamenlijke basistarief 37,05%, bijna 4% lager dan het huidige tarief van de derde schijf.
  • Het nieuwe toptarief komt uit op 49,5% (nu 51,95%).

Voor 2019 komen de percentages uit op respectievelijk 36,65%, 38,1% en 51,75%.

 

Box 2

Verlaging tarief vennootschapsbelasting

Het tarief in de vennootschapsbelasting wordt in drie jaarlijkse stappen verlaagd:

  • vanaf 2019 wordt de eerste schijf in de vennootschapsbelasting (belastbare winst tot € 200.000,-) 19% en de tweede schijf (vanaf € 200.000,-) 24,3%;
  • per 2020 zullen de tarieven 17,5 respectievelijk 23,9% zijn;
  • in 2021 zijn de tarieven 16 respectievelijk 22,25%.

Om hiervan optimaal te profiteren kunt u aan de ene kant proberen kosten naar voren te halen, bijvoorbeeld door het vormen van een voorziening, en aan de andere kant zo mogelijk opbrengsten uitstellen, bijvoorbeeld door boekwinst op activa niet te laten vrijvallen maar op te nemen als een herinvesteringsreserve.

 

Verhoging tarief box 2

De verlaging van het tarief voor de vennootschapsbelasting wordt gedeeltelijk gecompenseerd door het plan om het huidige belastingtarief in box 2 van 25% voor inkomsten uit aanmerkelijk belang (dit is een belang van 5% of meer) te corrigeren naar 26,25% in 2020 en 26,9% per 2021. In eerste instantie zou dit 28,5% zijn, maar om het midden- en kleinbedrijf tegemoet te komen is dat dus verlaagd.

 

Verliesverrekening in de vennootschapsbelasting beperkt

De huidige termijn voor voorwaartse verliesverrekening in de vennootschapsbelasting is negen jaar. Deze termijn wordt teruggebracht naar zes jaar. Deze termijn zal voor het eerst gelden voor verliezen geleden in 2019. Om nog van die negen jaar gebruik te kunnen maken kunt u proberen die verliezen naar voren te halen, zodat ze nog in 2018 vallen.  

 

Beperking afschrijving vastgoed

Onder de huidige wetgeving kunnen BV’s in principe op gebouwen in eigen gebruik tot maximaal 50% van de WOZ-waarde fiscaal afschrijven. Beleggingspanden zijn af te schrijven totdat de boekwaarde gelijk is aan 100% van de WOZ-waarde. Het kabinet wil dit onderscheid opheffen door de afschrijvingsgrens van alle gebouwen te stellen op 100% van de WOZ-waarde. Het is derhalve heel belangrijk dat de woz-waarde goed (lees: niet te hoog) is vastgesteld.

De maatregel zorgt ervoor dat het verschil tussen de boekwaarde en de toekomstige verkoopwaarde kleiner is, met als gevolg dat de belastbare winst bij verkoop van het gebouw lager is.

Deze beperking geldt niet voor ondernemers met een eenmanszaak of v.o.f.

 

Investeringsaftrekken worden voortgezet

Als u investeert in bedrijfsmiddelen die voorkomen op de energielijst (EIA) of de milieulijst (MIA en Vamil) dan kunt u in aanmerking komen voor de fiscale regelingen. Eerder was aangegeven dat deze mogelijkheden worden afgeschaft, maar nu is aangegeven dat de Energie-investeringsaftrek (EIA), Milieu-investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) met vijf jaar worden verlengd tot 1 januari 2024. Het aftrekpercentage van de EIA zal worden verlaagd naar 45%. Dat percentage is nu nog 54%.

 

Versobering aftrekposten inkomstenbelasting

Vanaf 1 januari 2020 vindt er door nieuwe tariefmaatregelen een beperking plaats van de aftrek van een aantal populaire posten. Daardoor zijn sommige aftrekposten niet meer aftrekbaar zijn tegen de tarieven waartegen u inkomstenbelasting betaalt. Het gaat om de volgende posten:

  • De ondernemersaftrek, zoals zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en startersaftrek;
  • De MKB-winstvrijstelling;
  • De terbeschikkingstellingsvrijstelling;
  • De persoonsgebonden aftrek.

Voor de hypotheekrenteaftrek geldt er al zo’n soort versobering die nu wordt versneld. In 2020 zijn de genoemde aftrekposten aftrekbaar tegen 46 in plaats van 50,5%. Het versoberingsproces zal geleidelijk aan plaatsvinden. In 2023 zal de versobering zich hebben voortgezet naar een aftrek tegen 37,05%.

 

Flexibiliteit op de arbeidsmarkt

Werknemers

Een flexibele arbeidsmarkt is belangrijk, maar is die te flexibel dan kan dat negatief uitwerken. Daarom heeft het kabinet een wetsvoorstel ‘Wet arbeidsmarkt in balans’ in voorbereiding. In dit voorstel wil het kabinet de hiernavolgende maatregelen opnemen.

  • Een werknemer kan worden ontslagen als er sprake is van een optelsom van omstandigheden, de zogenaamde cumulatiegrond. Nu moet de werkgever aan één van de acht ontslaggronden volledig voldoen. Deze nieuwe negende grond geeft de rechter de mogelijkheid omstandigheden te combineren. 
  • De werknemer kan een halve transitievergoeding extra krijgen (bovenop de transitievergoeding) wanneer de cumulatiegrond gebruikt wordt voor het ontslag.
    • Werknemers krijgen vanaf de eerste dag recht op een transitievergoeding (ontslagvergoeding), ook tijdens de proeftijd.
    • De opbouw van de transitievergoeding wordt verlaagd bij lange dienstverbanden.
    • Er komt een regeling voor kleine werkgevers om de transitievergoeding te compenseren als ze hun bedrijf moeten beëindigen wegens pensionering of ziekte. Dit wordt verder uitgewerkt in aanvullende regelgeving.
  • Verlenging van de proeftijd voor vaste contracten van twee maanden naar vijf maanden.
  • De opeenvolging van tijdelijke contracten (de ketenbepaling) wordt verruimd. Nu is het mogelijk om aansluitend drie contracten in twee jaar aan te gaan. Dit wordt drie jaar.
  • Werknemers die op payrollbasis werken, krijgen dezelfde arbeidsvoorwaarden als de werknemers die in dienst zijn bij de opdrachtgever, met uitzondering van pensioen waar een eigen regeling voor geldt. De definitie van de uitzendovereenkomst wordt niet gewijzigd.
  • Er worden maatregelen genomen om verplichte permanente beschikbaarheid van oproepkrachten te voorkomen. Zo moet een werknemer minstens vier dagen van tevoren worden opgeroepen door de werkgever. Ook houden oproepkrachten recht op loon als het werk wordt afgezegd. De termijn van vier dagen kan bij cao worden verkort tot één dag.
  • De WW-premie wordt voor werkgevers voordeliger als ze een werknemer een vaste baan aanbieden in plaats van een tijdelijk contract. Nu is de hoogte van de WW-premie afhankelijk van de sector waarin een bedrijf actief is.

 

Zelfstandigen

Voor kleine zelfstandigen, zzp-ers, is het belangrijk dat er eindelijk eens duidelijkheid komt over het al of niet zelfstandig zijn of dat er in bepaalde situaties sprake is van een dienstbetrekking. De regering wil  schijnzelfstandigheid en concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegengaan. Daarom komt ze met maatregelen die duidelijkheid geven over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking om ervoor te zorgen dat werkenden om de juiste redenen kiezen voor het zzp-schap. Daarbij moeten we denken aan de volgende onderwerpen:

  • In de toekomst zal er daarom in bepaalde gevallen verplicht sprake zijn van een arbeidsovereenkomst.
  • Tegelijkertijd wordt aan de bovenkant van de arbeidsmarkt meer zekerheid gegeven aan zelfstandige ondernemers die werken tegen een hoog uurtarief.
  • Tot slot is het belangrijk dat zzp’ers zich kunnen verzekeren tegen bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid en daar een bewuste keuze over maken. Het kabinet is daarom met verzekeraars in gesprek om een beter verzekeringsaanbod te bevorderen.

Dit is nog niet echt concreet uitgewerkt, het betreft vooral nog plannen.